Marcellino Bogers - Opeens zat ik in een rolstoel, hup naar buiten, het bos rook naar nattigheid; de herfst kondigde zich aan.
Twee verzorgenden voerden een gesprek. Over mijn hoofd en dat van drie andere 'hulpbehoevenden'. Zonder aankondiging werd opeens aan mijn rolstoel gerukt, ik maakte een draai van 80 graden en had ongevraagd een uitzicht op een weiland met koeien. 'Kijk eens wat een mooie koeien', zei de verzorgende. Haar kinderlijke toon beviel me niet en ik antwoordde dat ik geen behoefte had aan koeien. 'Maar de anderen wel!', antwoordden de twee verzorgenden in koor. Mijn 'medepatiënten' keken verbaasd.
Ik zat nog geen kwartier in mijn patiëntenrol en er werd al gebruikgemaakt van groepsdwang. De toon was gezet: het moest vooral gezellig blijven. Weer over mijn hoofd heen suggereerde de ene verzorgende een medicatieverhoging voor mij, waarop de ander zei dat ze dat zou opnemen in de rapportage. Ik was blij dat we na een verplicht spelletje jeu de boules weer naar binnen mochten en bij binnenkomst rook ik de verse koffie al.
Maar dat plezier was van korte duur, want tot mijn schrik werd er bepaald dat we bingo gingen spelen, met prijsjes. Om dit te ontvluchten gaf ik aan naar het toilet te willen, maar nee, eerst bingoën. Toen mijn blaas echt begon op te spelen, vroeg ik om de tien minuten of ik naar het toilet mocht, maar ze lieten me wachten en noemden me een spelbreker. Er stond keihard Frans Bauer op. Klaarblijkelijk om de gezelligheid te verhogen, maar ik had liever even naar de troonrede geluisterd. Toen een dame die na mij naar het toilet wilde ineens voor mocht, werd ik ziedend en besloot om terug te slaan.
Aan een groep cursisten van een of andere managementcursus waar ik langs gereden werd, vroeg ik of zij ook in het concentratiekamp zaten. In de keuken riep ik: 'Als het eten net zo goed is als het verplegend personeel, zal het wel niet te vreten zijn!' Dat voelde goed, ik probeerde weer een beetje grip te krijgen. Ik zag in de keuken een groot mes liggen, maar net voordat ik het wilde grijpen, was de zuster mij voor. Dit kwam mij te staan op een medicatieverhoging.
Het lunchen was verschrikkelijk, want ik mocht de volgorde van het eten niet bepalen. Had zo graag eerst de warme quiche gehad, maar moest eerst een broodje en kreeg daarna koude quiche. Ook een beetje zout en peper op mijn rosbief zat er niet in. Het eten gebeurde in een vreemd tempo, tja, de mevrouw naast me moest ook geholpen worden en de zuster moest per slot van rekening ook eten. Ik vroeg de kampoudste, want zo noemde ik haar, of ik even naar buiten mocht. Ik werd keurig buiten gezet, waarna ze me vergaten. Ik wilde vluchten, even geen zusters, geen medebewoners. Toen ik even zat te dommelen, werd mijn rolstoel opeens in beweging gezet.
'We gaan een activiteit doen!' Ik protesteerde, mobiliseerde de andere bewoners, we stemden het plan met handopsteking weg, maar werden gewoon naar een bijgebouwtje gebracht. Op dat moment wilde ik euthanasie. We kregen een groot wit vel voor ons, we moesten een collage maken van de herfst. Uit zelfbescherming heb ik mij toen maar afgesloten en ben ik die collage gaan maken. Ik hoorde ze niet meer en dat beviel goed. Ik voelde me weer rustig tot ik weer niet op tijd naar het toilet mocht. Toen ik er uiteindelijk op zat, heb ik geweigerd om de deur van het slot te doen. Ik zag een jonge manager heel stil worden, tijdens het eten zat ze onder de sla. Ik zag een afdelingshoofd zich nog net inhouden.
Ik heb het allemaal meegemaakt, er werd over me heen gesproken, geïnfantiliseerd, genegeerd, betutteld, heb moeten wachten zonder aanleiding, wachten op de toiletronde, op eten, op drinken. Het dagje patiënt zijn is onder mijn huid gaan zitten. Laat je opnemen. In de folder van Keerzijde staat een citaat van Confucius:
Vertel mij en ik vergeet;
Laat me zien en ik herinner mij;
Laat me meemaken en ik weet.